Hoe een ridder een mol werd

25-09-2016 13:56

ADEL & RIDDERS  en KASTELEN


Het is misschien wel vierhonderd jaar geleden dat er in een dorpje
een rijke ridder leefde. Het is eigenlijk met geen pen te beschrijven
zo gierig was hij. Hij zou zich nog voor een cent op zijn blote kont
laten slaan om zijn bezit nog te verhogen. In de winter verwarmde hij
zijn kasteel niet. Zijn bedienden liepen dan ook met wintervoeten,
pimpelpaarse neuzen en witte vingers van de kou door het kasteel. De
kasteelheer zelf liep met een dikke zware bontjas om zich warm te
houden.

De dorpbewoners konden hem wel schieten. Vooral de slager die hem
een heel jaar lang vlees had geleverd, maar nog geen euro betaald had
gekregen. Iedere keer had hij al voor Jan met zijn korte achternaam
voor de deur gestaan.

Op een dag was hij het zat en nam een zware hamer mee, hij zou wel
eens laten horen dat hij er was. Hij ramde met zijn hamer op de
kasteeldeur in afwachting tot iemand hem open kwam doen. Kennelijk
duurde het te lang voor de boze slager want hij gaf nog een paar
doffe dreunen op de deur zodat het geluid in de wijde omgeving was te
horen.

Na een poosje ging de kasteeldeur op een kier open en het hoofd
van de kasteelheer verscheen. De slager gaf hem de rekening en kon
zich niet meer inhouden en riep met een boze stem : "Heer ridder,
als ik nu mijn geld niet krijg dan breng ik geen vlees meer!" De
ridder zei: "Wacht maar even." De slager wreef vergenoegd in zijn
handen en dacht: "Nu krijg ik mijn geld!", maar kwam bedrogen
uit.

De deur ging wagenwijd open en de ridder verscheen met een
kruiwagen vol beenderen van koteletjes, karbonades, spareribs en
kippen. Beste slager zei de ridder: "Op de rekening staat dat je
zoveel vlees aan mij geleverd hebt, sneerde hij. Je hebt me afgezet
en beduveld. Botten zijn geen vlees. Trek het gewicht van de botten
er maar vanaf, want ik betaal alleen maar voor het vlees wat ik heb
gegeten". Je kunt je misschien wel voorstellen hoe het gezicht van
de slager eruit heeft gezien.

Vanaf dat moment moest de ridder op zoek naar een andere slager.
Ook bij de volgende slager gebeurde hetzelfde als bij de vorige
slager. Op deze manier lukte het de vrek om verschillende slagers om
de tuin te leiden.

Toen de slagers van elkaar hoorden hoe ze in de boot genomen waren
staken ze de hoofden bij elkaar. ,,We moeten iets verzinnen", riep
er één. ,,Maar wat", riep een ander. Het bleef een hele poos
stil. Op een gegeven moment riep een klein dik slagertje: ,,Mijn oma
heeft een spreukenboek." "O ja", riepen de andere slagers
verast en gelijk kwamen alle tongen los.

Laten we die krenterige ridder in een dier veranderen. Ja, dat
vonden ze wel wat en iedereen was het hier mee eens. Het kleine dikke
slagertje sprak met de anderen af dat hij langs zijn oma zou gaan om
een geschikte spreuk in het oude boekje op te zoeken. Het moest wel
een spreuk zijn van een dier dat geen botten at.

Na lang zoeken in het oude spreukenboek had het kleine dikke
slagertje een geschikte spreuk gevonden en schreef hem op een
papiertje. Tenslotte was hij ook de jongste niet meer.

Toen één van de slagers vlees naar het kasteel moest brengen
gingen alle andere slagers in optocht met hem mee. De kleine dikke
slager had onderweg al verschillende malen op zijn briefje gekeken.
Als het nu maar goed gaat, want de spreuk moest in één adem worden
uitgesproken.

De slager die het vlees moest bezorgen klopte met een nijdig
gebaar, hard met de klopper, op de kasteeldeur. De deur ging niet
open. Hij klopte nog harder tegen de kasteeldeur dan de eerste keer.
Zou die krenterige ridder iets in de gaten hebben?

Plotseling ging de kasteeldeur op een kier om te kijken wie er
was. De kasteeldeur zwaaide wijd open, toen hij de slager zag kwam de
ridder met een kruiwagen vol met botten naar buiten gereden.

Nu moest de kleine dikke slager snel zijn spreuk opzeggen voordat
de ridder met zijn vlees verdween. Aca...., oh jee bijna fout. Snel
keek hij nog even op zijn briefje, want hij moest wel de spreuk uit
zijn hoofd opzeggen.

Zodra het kleine dikke slagertje zijn spreuk had opgezegd
veranderde de rijke gierige ridder in een diertje met een zwart
fluweelachtige jasje. Die alleen maar dieren kon eten waarin geen
botten zaten, zoals maden, larven en regenwormen.
De betoverde
gierige ridder vond zijn gedaante verwisseling zo smadelijk dat hij
in de grond zakte van schaamte.

En dat, gebeurde ook.


Georg Ketting