Slijmpie het naaktslakje

23-08-2016 13:46



Heel lang geleden toen de Alblasserwaard nog uit bossen en moerassen
bestond, waar de stilte slechts werd verstoord door de wind, leefde
er een naaktslakje. Natuurlijk niet alleen een naaktslakje maar ook
 boselfjes, kabouters en andere dieren.


Op een dag werden alle dieren door 'Moeder Natuur' uitgenodigd om
naar de open plek in het bos te komen. Zij zou iedereen leren om een
huisje te bouwen waar ze in konden wonen of zich verschuilen als er
gevaar dreigde.


Het konijntje werd geleerd om een hol met verschillende uitgangen te
graven, zodat ze veilig kon vluchten als Reintje de Vos in de buurt
was. Aan de Zwaluw werd uitgelegd hoe ze van klei en leem een kunstig
huisje kon bouwen. Tegen de kraai werd gezegd dat hij een nest in een
hoge boom moest maken. Zo kreeg iedereen een beurt. Je kan je
natuurlijk voorstellen dat het een drukte van belang was. Iedereen
kwekte door elkaar en vroegen: "doe ik het goed zo?"


Misschien was dat de oorzaak dat 'Moeder Natuur' iemand vergat. Jullie
raden het al. Het was het naaktslakje 'Slijmpie'. Dat was ook wel
te begrijpen, want 'Slijmpie' zat vastgeplakt achter een groot
blad van de Klis in het park.


Omdat ze zich zo traag voortbewoog had niemand haar opgemerkt. Hierdoor
kwam ze te laat op de open plek aan, waar inmiddels iedereen al was
verdwenen. Daar kroop ze nu zielig en alleen midden op de open plek.
Ze kon wel janken. Hoe moest ze zich nu verdedigen als er gevaar
dreigde?


Ze gleed langzaam naar een afgevallen blad en
kroop daar onder. Zo had ze toch nog iets waar ze zich veilig voelde.
Maar boos was ze wel. Hoe langer ze nadacht, hoe kwader ze werd. Hoe
kon 'Moeder Natuur' haar zomaar vergeten. Dat 'Slijmpie' dit
aan haar eigen traagheid te danken had begreep ze niet of wilde het
niet begrijpen. Niemand kon in haar ogen nog iets goed doen. De
Boselfjes niet, de kabouters niet ondanks dat ze altijd tegen haar
aardig waren.


Zilverschoontje, het bloemenelfje had haar dikwijls gewaarschuwd tegen Merel en

de Lijster die naar wormpjes en slakjes aan het zoeken waren. 'Slijmpie'
verborg zich dan zo snel mogelijk achter een blad van een plant. Nu
zou je toch denken dat 'Slijmpie', Zilverschoontje dankbaar was?
Maar nee hoor 'Slijmpie' was en bleef tegen Zilverschoontje en de
andere dieren onaardig. Op een dag, eigenlijk op een avond gebeurde
er iets.


Het was die dag snikheet geweest. De bloemen lieten door de hitte hun
kopjes hangen. Dieren zochten een schaduwrijk plekje op in het bos.
Planten en dieren snakten naar verkoeling. Pas tegen de avond kwam er
een onweersbui op zetten.


Het begon al te schemeren toen Zilverschoontje klaar was met haar werk.
Ze was de hele dag bezig geweest om de bloemen die in de felle zon
stonden te beschermen, de bloemenstengels die door de wind krom
gebogen waren weer recht op te zetten. Een tor die op zijn rug lag en
om hulp riep weer op zijn pootjes te zetten. Jullie begrijpen wel dat
er genoeg werk te doen is voor een elfje.


Juist toen Zilverschoontje doodmoe naar huis wilde gaan en langs het blad
liep waarin 'Slijmpie' zich had vastgeplakt begon het te storten
van de regen.  De takken van de bomen zwiepten door de krachtige wind
heen en weer. Alle dieren zochten haastig naar een schuilplaatsje.
Het was zo donker geworden dat Zilverschoontje geen vleugeltje meer
voor haar ogen kon zien. Doodsbang stond ze daar in het donkere bos
wat alleen verlicht werd door felle bliksemschichten.


Haar ragfijne elfenvleugeltjes hingen als slappe ledematen naar beneden.
Ze zag er niet meer uit als het mooie bloemenelfje met een krans van
bloemen op haar hoofdje.


Het was akelig stil geworden in het bos. Het leek wel of de donder alle
dieren in zijn macht had. Het enig levende wezen dat zich in de
nabijheid van Zilverschoontje bevond was Japie de rode bosmier, die
van zijn werk terugkeerde naar zijn kolonie. Hij was net zoals
Zilverschoontje overvallen door de bui.


Japie de bosmier kon nog net onder een grote steen kruipen die net iets
hoger lag dan de weg anders was hij zeker verdronken of verongelukt
door vallen takken of dennenappels.


Toen de regen eindelijk was opgehouden, hoorde Japie de bosmier, iemand
zachtjes snikken. Nieuwsgierig stak hij zijn kop onder de steen
vandaan om te luisteren waar het snikkende geluid vandaan kwam.


Ik, ik weet niet meer, waar ik heen moet. Opeens herkende hij haar stem.
,,Ben jij dat Zilverschoontje", riep Japie de bosmier verbaasd!
,,Wat doe je nog zo laat hier en wat zie je eruit. Ik had je haast
niet herkend".


Zilverschoontje huilde: ,,mijn vleugeltjes zijn helemaal nat en ik kan niet meer
vliegen". Japie de bosmier stelde Zilverschoontje voor om met hem
mee te gaan. De koningin zou het zeker goed vinden. Als je, je
vleugeltjes wilt laten drogen en als je honger hebt dan is er eten
genoeg.


Ik vind het heel vriendelijk van je aangeboden snikte ze, al ben ik nog
zo klein, dan ben ik nog te groot om mijn vleugeltjes in jullie huis
te laten drogen. Ik zou iets kapot kunnen maken.


Daar heb ik niet aan gedacht, antwoordde Japie de bosmier een regendruppel
van zijn kopje schuddend. Toen Japie dit zei, verlichtte een felle
bliksemstraal het bos. In het felle licht zag Japie nog net het
achterlijf van Slijmpie, die zich onder een blad had vast gekleefd.


Japie de bosmier vertelde aan Zilverschoontje wat hij zo net  had gezien.


Op gevoel liepen Japie en Zilverschoontje naar het blad met de gedachte
dat ze door Slijmpie gastvrij ontvangen zouden worden. Want
Zilverschoontje had haar dikwijls uit de snavel van de Merel en de
Lijster gered. Slijmpie dacht er kennelijk heel anders over. Toen
Japie de bosmier aanklopte, hield Slijmpie zich slapende! Japie
prikte haar en riep: ,,Slijmpie, wakker worden! Raadt eens wie ik bij
mij heb, Zilverschoontje, het bloemenelfje ze wil bij je schuilen tot
het slechte weer over is en haar vleugeltje droog zijn".


Slijmpie wilde niet voor de tweedemaal een prik in zijn lijf hebben en snauwde
dat hij het niet wilde. Ze wilde mij geen huisje geven en nu heb ik
er
zelf één gemaakt en dat wil ik voor mij zelf houden. Laat Zilverschoontje maar
ergens anders schuilen.


Zilverschoontje begon opnieuw te huilen zó hard dat alle boselfjes en ook de
elfenkoningin het hoorde. Iedereen kwam verschrikt aanlopen om te
kijken wat er aan de hand was. Toen de elfenkoningin hoorde wat er
gebeurd was ging ze hoogst persoonlijk naar Slijmpie toe en riep
boos: ,,Je krijgt een eigen huisje wat zo klein is dat je er helemaal
alleen in kunt wonen. En omdat je alleen maar aan je zelf denkt zal
je voor straf je huisje je leven lang op je rug moeten dragen.


De elfenkoningin zwaaide met haar toverstokje en mompelde een paar
geheimzinnige toverspreuken. Na het uitspreken van deze geheimzinnige
woorden had Slijmpie plotseling een heel klein huisje op rug.


Met het schaamrood op haar voelsprietjes kroop ze snel mogelijk weg. Als
je nu een slak met een huisje op haar rug ziet dan weet je na het
lezen van dit verhaal hoe ze daaraan is gekomen.



Georg Ketting